Aan de hand van dit project willen we in eerste instantie landbouwers ertoe aanzetten het aanwezige bodemvocht na de winter beter in de bodem te houden en ook de aanlevering van bodemvocht via de capillaire werking te stimuleren/behouden. Dit bevordert de jeugdgroei van de voorjaarsteelten zonder dat er beroep moet worden gedaan op irrigatiewater om de teelt op te starten. Om hiertoe te komen wordt het geheel van bodembewerkingen, die door de landbouwer wordt uitgevoerd, in kaart gebracht en desgevallend op bepaalde momenten een alternatieve methode aangelegd waarmee vochtverlies uit de bodem kan worden beperkt. Op verschillende momenten in het voorjaar kan een teler namelijk, door het nemen van de juiste beslissingen, een wezenlijke verbetering van de bodemvochtbeschikbaarheid realiseren.
Met dit project trachten we, via een combinatie van proefplatformen binnen de provincie en een gerichte communicatiestrategie, de verbeterde technieken wat betreft bodemmanagement ingang te laten vinden bij de loonwerkers, akkerbouwers en veehouders. Dit vraagt een specifieke aanpak i.f.v. het bedrijf – en bodemtype en vaak ook de teelt. Op deze proefplatformen wordt telkens de gangbare praktijk vergeleken met één of meerdere verbeterde technieken. Deze verbeterde technieken worden geselecteerd in functie van de specifieke situatie op het terrein en rekening houdende met alle beschikbare kennis en ervaring van telers, adviseurs, onderzoekers en constructeurs. De teelten die aanbod komen zullen regiospecifiek zijn om zodoende de belangrijkste noden van de landbouwers in te vullen.
De proefplatformen worden verdeeld tussen Haspengouw (PIBO-Campus) en de Kempen (PVL) zodat de meest voorkomende bodemtypes in Limburg omvat worden. De gedemonstreerde technieken zullen een meerwaarde bieden in droge omstandigheden, maar hebben ook hun nut in normale – nattere – omstandigheden, gezien de weersomstandigheden niet op voorhand te voorspellen zijn. De gedemonstreerde technieken moeten leiden tot een betere opkomst en jeugdgroei van teelten in het voorjaar en de vroege zomer. Bijkomend neemt hiermee de irrigatiebehoefte af en kunnen de teeltkosten worden beperkt. In een aantal gevallen kan het zelfs leiden tot een verhoging van de gewasopbrengst en -kwaliteit in vergelijking met de bestaande technieken.