Implementatie en beheer van stuwen en onderzoek naar gebruik kanaalwater in het stroomgebied van de Abeek en Warmbeek
De doelstelling van het project is om de infiltratie van water in de bodem te maximaliseren. Het project focust zich specifiek op de gemeente Bocholt om als pilootproject te tonen hoe infiltratie in het landbouwgebied gemaximaliseerd kan worden. De keuze op de gemeente Bocholt volgt uit de specifieke vraag van de landbouwraad om een dergelijk initiatief uit te rollen, naast de bestaande samenwerking met de gemeente rond eerdere waterconserveringsprojecten en de gunstige ligging ten aanzien van het kanaal. Concreet bestaat het project uit twee luiken nl. het ophouden van water in de bestaande waterlichamen en het bevloeien van grachten met kanaalwater.
De doelstelling van luik 1 nl. het ophouden van water in de bestaande waterlichamen is om het snel afvloeien van water te verhinderen. Dit zal gebeuren door het strategisch plaatsen van stuwtjes in de bestaande waterlopen. Hiervoor zal in de eerste plaats een studie gebeuren om de meest strategische plaatsen te bepalen. In de studie zal worden nagegaan wat de invloed is van het ophouden van water in specifieke waterlichamen op de omgeving. Specifieke vragen die in de studie beantwoord zouden moeten worden zijn onder meer:
- Welke plaats(en) in een bepaalde gracht is/zijn het meest geschikt om een stuw te plaatsen;
- Vanaf welke hoogte van het water lopen er landbouwpercelen of natuurgebieden onder water;
- Op welke plaats hebben de stuwen een maximale impact op de bodemvochtdynamiek in het landbouwperceel;
- …
Om tot een ‘grachtenstuwplan’ te komen zullen er diverse metingen uitgevoerd worden en zal er reeds voorafgaandelijk overleg plaatsvinden met waterbeheerders en lokale landbouwers om zoveel mogelijk kennis samen te brengen.
Na afronden van de studie zal er een plan met voorkeurslocaties voor stuwen beschikbaar zijn. Dit zal worden onderworpen aan een screening op interferentie met vismigratie. Door voorafgaand overleg met de waterbeheerders (VMM, Provincie Limburg, Watering, …) zal er reeds zoveel als mogelijk rekening worden gehouden met de bestaande kennis. Na het in kaart brengen van potentieel nadelige effecten op vismigratie zullen de resterende voorkeurslocaties opnieuw worden voorgelegd aan waterbeheerders en lokale landbouwers. Voor het plaatsen van stuwen wordt er beroep gedaan op de landbouwers. Zij zullen met ondersteuning van de projectpartners de stuwen plaatsen namens hun landbouwbedrijf. Financiering voor stuwen kan bekomen worden via de niet-productieve investeringssteun die in het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) beschikbaar is. Om niet tot dubbelfinanciering te komen is hierover voorafgaandelijk overleg geweest met VLIF. Afhankelijk van de resultaten van het ‘grachtenstuwplan’ wordt er uitgegaan van de plaatsing van 20 à 30 stuwen. Het type van stuw is steeds afhankelijk van de specifieke situatie. In grotere waterlopen met vismigratie kunnen er bijvoorbeeld bovenloopstuwen gezet worden waar er in kleinere landbouwgrachten meer eenvoudige stuwstructuren kunnen worden geplaatst.
Na plaatsing van de stuwen is het noodzakelijk om een ‘stuwbeheerplan’ op te maken met de lokale waterbeheerders en landbouwers. Dit zal minimaal leiden tot een overlegcomité dat op regelmatige tijdstippen overleg pleegt over het beheer van de stuwen. Indien gewenst kan dit ook tot meer een meer concrete structuur leiden zoals bijv. een coöperatie. Vanwege de specifieke vraag vanuit de landbouwraad is er reeds zekerheid over de bottom-up interesse van de landbouwers. Naarmate het beheer van de stuwen goed wordt opgevolgd zal het vertrouwen groeien en kunnen er mogelijk bijkomende stappen gezet worden zoals bijvoorbeeld een automatische regeling van stuwen m.b.v. sensoren. De lokale watering is reeds bezig met de ontwikkeling van met sensoren uitgeruste stuwen.
Het tweede projectluik nl. het bevloeien van grachten met kanaalwater is eveneens een concrete vraag vanuit de landbouwsector die perfect aansluit op het eerste luik. Wanneer de waterloopstructuur in de gemeente sterk is uitgerust met stuwen nemen de mogelijkheden tot sturing van het water sterk toe. Door de aftakking van de Zuid-Willemsvaart naar het kanaal Bocholt-Herentals is er een grote aanwezigheid van kanaalwater in de gemeente Bocholt voorhanden. Vanuit de landbouwsector is specifiek de vraag gekomen of kanaalwater in de winterperiode, bij hoge stand van het kanaal, gebruikt kan worden om inlandse grachten te bevloeien op momenten dat de grachten niet gevuld zijn met hemelwater. De doelstelling hiervan is vooral om op elk moment in de winterperiode de bestaande grachten maximaal te gebruiken voor infiltratie van water. Aangezien de waterstand van het kanaal in de winterperiode hoger is dan de stand in de grachten zou dit water gravitair richting de inlandse waterlopen gebracht kunnen worden.
Om dit te realiseren is er in eerste instantie overleg noodzakelijk met de Vlaamse Waterweg. Daarnaast moet er een studie worden uitgevoerd die de debieten in de grachteninfrastructuur in kaart moet brengen om te bepalen welke maximale capaciteit er in de grachten is. Deze studie sluit aan bij het eerder beschreven ‘grachtenstuwplan’ maar vraagt een specifieke benadering.
De uiteindelijke doelstelling van het maximaliseren van de infiltratie van water in de bodem is het op peil houden van de grondwaterstanden. Hogere grondwaterstanden zorgen er enerzijds voor dat er minder irrigatie nodig is en de bodem gedurende een langere periode in het jaar voldoende vochtig blijft voor zowel landbouw als natuur. Anderzijds zorgt deze globale aanpak voor een betere watervoorraad in de bodem indien er toch moet worden geïrrigeerd vanuit het grondwater in het gebied in en rond Bocholt. Het aanvullen van grondwaterlichamen tijdens de winter is immers belangrijk om het water in de zomer terug te kunnen oppompen voor irrigatie. Met dit project wil de landbouwsector in Bocholt alvast proactief een stap zetten om dit ook in de praktijk te brengen.