De Vlaamse varkenshouderij is een zeer performante sector die in moeilijke omstandigheden moet wedijveren met een concurrentiële wereldmarkt. Die moeilijke omstandigheden zijn sterk gelieerd aan de Vlaamse situatie met o.a. een grote druk op de omgeving die de sector en bij uitbreiding de volledige veehouderij noopt tot acties om die druk te verminderen. Het verhogen van de efficiëntie waarmee nutriënten worden omgezet tot hoogwaardige eindproducten is daarin een belangrijke stap.
De hoofddoelstelling van dit project is demonstreren hoe verschillen in eindbeergenetica een impact hebben op de nutriëntenexcretie/efficiëntie van een varkensbedrijf. Om deze primaire doelstelling te bereiken is het noodzakelijk om in een eerste fase de verschillende berekeningswijzen voor de mestbankaangiftes te verduidelijken waarna kan worden gedemonstreerd wat de impact is op enerzijds de reële excretie en anderzijds de mestbankaangiftes:
- Er zullen op minimaal 10 varkensbedrijven analyses worden uitgevoerd van drijfmest om de correlatie tussen de reële mestsamenstelling met de berekende mestsamenstelling volgens de mestbankaangifte te bepalen. Daarnaast zal op diezelfde 10 varkensbedrijven de mestbankaangifte worden uitgerekend volgens de klassieke regressiemethode en de ‘andere voeders en voedertechnieken’, kortweg de AVVT-methode zodat er kan worden aangetoond welke berekeningswijze voor de verschillende bedrijven en bijhorende bedrijfsmodellen het best kan worden toegepast. Voor dit aspect zullen varkensbedrijven met verschillende bedrijfsstrategieën op vlak van genetica worden geselecteerd (bv. bedrijven die gebruik maken van eindbeerlijnen geselecteerd op groei t.o.v. een selectie op meer bespiering).
- Er zal een demonstratie worden opgezet waarbij varkens vanuit een verschillende genetische eindbeerlijn naast elkaar worden afgemest en worden beoordeeld op vlak van technische prestaties en nutriëntenefficiëntie. Om dit zo nauwkeurig mogelijk op te volgen zal de input van grondstoffen zeer strikt gebeuren door bijvoorbeeld ook de wateropname op hokniveau op te volgen. Op deze manier kan een zeer diepgaande analyse van de in- en outputs van grondstoffen worden verkregen. Specifieke doelstelling is om de reële input (voeder, water en opgezette varkens) en reële output (afgeleverde, uitgevallen varkens en mest) te registreren en door te rekenen met de AVVT-methode van de mestbank. Op die manier kunnen de berekende en geregistreerde waarden worden vergeleken.
In een tweede fase van dit demonstratieproject zullen nakomelingen van beren met een gunstige en minder gunstige fokwaarde voor nutriëntenefficiëntie worden ingezet in een voederproef met verlaagde eiwit- en eventueel fosforgehaltes. Het verlagen van het eiwitgehalte is vandaag reeds gekend als een PAS-maatregel waarmee een emissiereductie van 5 tot 20% kan worden gerealiseerd afhankelijk van de mate van eiwitverlaging. De meer efficiënte vleesvarkensgenetica moet vandaag in staat zijn om op de laagste eiwitgehaltes goed te presteren waardoor een emissiereductie van 20% voor veel bedrijven binnenhandbereik ligt. Dit biedt bovendien potentieel voor de toppresteerders om hier nog een schep bovenop te doen en verdere ammoniakemissiereductie te realiseren door een verdere verlaging van het ruw eiwitgehalte van het voeder.
Het verlagen van de stikstofexcretie heeft uiteraard een invloed op de stikstofemissies door de varkens. In beide demoproeven zal de impact van die lagere excretiecijfers op het ammoniakemissiepotentieel worden aangetoond. Daarnaast zal er tevens een berekende inschatting worden gemaakt van het emissiepotentieel op de geïnventariseerde praktijkbedrijven op basis van de daar verzamelde gegevens. Dit, eerder kleine, onderdeel van het project zal de varkenshouders meer kennis en inzicht geven in het potentieel van selectie op excretie met het oog op het verlagen van hun milieu-impact.
Finaal wil het project uiteraard landbouwers sensibiliseren dat efficiëntie op vlak van nutriënten breder gaat dan een eenzijdige blik op voederconversie. Snel groeiende genetica produceert met dezelfde voederconversie immers meer mest per stal per jaar dan tragere groeiers. Los van het feit dat dit ook een economische kost is, is het qua nutriëntenefficiëntie en stikstofemissie niet altijd een voordeel. Dit project wenst door een analyse van 10 varkensbedrijven aangevuld met zeer eenvoudige demonstraties strakke en duidelijke resultaten naar de sector te verspreiden over een thema dat vandaag in de praktijk onvoldoende gekend is.