In het kader van dierenwelzijn komt chirurgische castratie steeds meer onder druk te staan. Dit heeft als gevolg dat er onderzoek naar alternatieven noodzakelijk is. Dit brengt ons bij het afmesten van immunocastraten dan wel intacte beren. In dit onderzoek is nagegaan in welke mate huisvesting een invloed heeft op de technische prestaties en het gedrag van intacte beren. Daarnaast is er op
praktijkbedrijven onderzoek gedaan naar het gedrag van de dieren om de specifieke aandachtspunten in de praktijk te bestuderen.
Intacte beren kunnen afzonderlijk gehuisvest worden van gelten. Dit geeft de mogelijkheid om het voeder specifiek te richten op een bepaald geslacht. Indien er gekozen wordt om de dieren op
hetzelfde voeder af te mesten kan het scheiden van de geslachten alsnog een invloed hebben op het gedrag en de prestaties van de dieren. De dieren beschikken immers over een bepaalde hormonale activiteit. Volgens het onderzoek blijkt die hormonale activiteit echter geen invloed te spelen op de technische prestaties van beren. Gelten ondervinden daarentegen wel een nadeel van samen afmesten. Zij zullen door hun tragere groei immers een groeiachterstand oplopen t.o.v. de beren. Dit zorgt ervoor dat ze op het einde van de afmestperiode moeilijkheden krijgen met de concurrentie van de grotere beren. Gescheiden afmest levert dus steeds een voordeel op voor de groeiprestaties van gelten.
Qua gedrag zijn er ook belangrijke aandachtspunten. Beren zijn zoals verwacht actiever en minder rustig dan bargen. Dit vertaalt zich in een algemeen verhoogde onrust in de stal, ongeacht of de dieren afzonderlijk gehuisvest zijn of niet. Er treden grotere verschillen op bij de gelten. Het gescheiden afmesten van gelten in verschillende compartimenten zorgt ervoor dat de gelten rustiger zijn. De aanwezigheid van beren heeft tot gevolg dat gelten nieuwsgieriger en actiever worden.
Op de praktijkbedrijven heeft het afmesten van beren geen bijzondere resultaten opgeleverd. De varkenshouders geven aan dat werken met intacte beren zeker mogelijk is. De beren zijn in overeenstemming met de resultaten op het proefbedrijf actiever en minder rustig. Algemeen blijkende ervaringen van de veehouder zeer divers. Hieruit kunnen we concluderen dat het voor varkenshouders vooral belangrijk is om te leren omgaan met deze nieuwe dieren. Afmesten van intacte beren is dus zeker mogelijk maar ervaring is vereist.
In vergelijking met bargen levert het afmesten van intacte beren zeker voordelen op qua technisch een economische resultaten. Het blijft echter bijzonder moeilijk om deze karkassen te vermarkten. Varkenshouders kunnen in principe eenvoudig overstappen op het afmesten van intacte beren maar dit vereist enkele oplossingen. In de eerste plaats zal er oplossing moeten komen voor de geurproblematiek die het afmesten van intacte beren met zich mee brengt. Daarnaast is de vleeskwaliteit van intacte beren lager dan die van bargen en gelten. Dit komt de verwerkingseigenschappen niet ten goede en maakt karkassen van beren minder interessant.
In totaliteit kunnen we besluiten dat de varkenshouder na enige tijd zeker in staat moet zijn om van het afmesten van intacte beren een succes te maken. Er blijven echter vragen bij de vermarktbaarheid van de karkassen. Dit zal moeten worden opgelost alvorens afmesten van intacte beren effectief tot inde praktijk kan doordringen.